Nog voordat ik met dit blog begon, las ik het blog van lotgenootje Roosmarijn. Stellen dat zij een inspiratiebron vormde voor mijn eigen blog, is zeker niet overdreven. Ons verhaal kwam ook idioot veel overeen. Ook zij was docente, ook zij had een ongeluk gehad waardoor zij niet meer kon werken, ook zij worstelde met de gevolgen. In één van de eerste posts die ik van haar las, schreef zij dat zij, van alles in het onderwijs, haar collega’s het meeste miste. Het dagelijkse contact met je gelijkgestemden.
En ook dat herken ik. Want ik mis het contact met mijn mede-docenten ook nog iedere dag. Praten over klassen, het onderwijs, individuele leerlingen… Het was iets waar ik iedere pauze enorm van kon genieten. Met de collega’s met wie ik in 2010 gelijktijdig begon op school, bouwde ik fijne vriendschappen op. Mijn collega’s nu zijn fijne mensen, maar veel van hen zijn nog student en staan mijlenver van mijn belevingswereld. Bij hen vind ik niet wat ik bij mijn collega’s op school wel vond.
Toch zijn de collega’s niet wat ik het meeste mis aan het onderwijs. Wat ik het meeste mis, zijn namelijk de kinderen. Die stinkende, brutale, puberende, zwetende, schofterige pubers, ja.
In de zomervakantie kon ik vaak niet wachten tot de nieuwe klassenlijsten op internet werden gezet. Dan keek ik wie ik dat jaar weer les zou geven, welke lievelingen ik meenam het nieuwe jaar in, welk broertje of zusje ik in de klas zou krijgen. Ik vond het geweldig om de kinderen persoonlijk te leren kennen en ze langzamerhand steeds groter en volwassener te zien worden. En natuurlijk heb ik nu ook nog pubers en zie ik degene die ieder jaar terugkomen ook wel opgroeien, maar die dynamiek van de middelbare school is toch compleet anders.
Toen een collegaatje van school een tijd overwerkt was en wel het gevoel had te moeten presteren, zei haar leidinggevende: ‘Ze worden ook wel dertig zonder jou’. Op het moment dat ik uitviel en te horen kreeg dat ik hoogstwaarschijnlijk niet terug zou keren voor de klas, heb ik me die boodschap voor proberen te houden. Het voelde alsof ik ze in de steek liet, het voelde alsof ik mijn afspraken met ieder kind op zich niet nakwam. En hoewel zeker niet ieder kind mij zou gaan missen, vond ik het vreselijk dat ik het grootste deel van hen nooit meer zou zien. ‘Ze worden ook wel dertig zonder jou’, herhaalde ik als een mantra. Laat gaan, het komt goed, het is niet meer aan jou.
Afgelopen maandag gaf ik een gastcollege bij de opleiding ergotherapie op de Hogeschool Rotterdam. Samen met mijn oude re-integratiejuf vertelde ik hen over het belang van re-integratie en werk bij een revalidatietraject. En daar, in de zaal vol tweedejaars, zat een oud-leerlinge van me. Ik herkende haar direct en niet veel later viel ook haar naam mij weer in. Ze zat enthousiast te typen en stelde bijzonder goede vragen. En even stond ik weer voor A2b en A3b. De druktemakers. Waarin zij een fijne, positieve kracht was geweest.
Ik vond het geweldig leuk om dat gastcollege te geven, heerlijk om weer voor zo’n groep te staan en mijn praatje te houden. Maar het allerleukste van die middag vond ik toch wel dat ik haar even zag. Groot geworden en ogenschijnlijk volledig op haar plek.
Want ik weet heus wel dat ze ook wel dertig worden zonder mij. Dat ik op het totale plaatje van zo’n kind maar minimale invloed heb of heb gehad. Maar om een oud-leerlinge dan, opgebloeid en volwassen geworden, nog één keer te zien, op weg naar die dertig… Dat is toch wel een cadeautje!