De speeddate

2f011b97d2d94618011601b9b975d835

Vijf minuten zijn niks. Drie keer met je ogen knipperen en ze zijn voorbij. Vijf minuten op de tram wachten, vijf minuten te vroeg voor een afspraak. Het is zó om. Totdat je tegenover iemand zit met wie je níets te bespreken hebt. Dan duren vijf minuten een eeuwigheid.

Het leek ons hilarisch; een avond speeddaten. Het was iets dat mijn zusje en ik alleen maar kenden uit series en films en waarvan we, toen we nog lekker veilig ‘vast’ zaten, zeiden dat we het ooit een keer wilden doen. Gewoon, voor de lol. Voor het eerst in ons leven zijn we tegelijkertijd vrijgezel en ‘mochten’ we het ineens ook doen. En zo schreven wij ons in voor een avond speeddaten. In de Millers. Alleen de locatie al was tekenend voor hoe we ons erbij voelden: enigszins gênant en je moet er eigenlijk flink dronken voor zijn.

Het ging me niet om de volgende liefde van mijn leven te vinden. Ik vind het geen probleem als die nog even op zich laat wachten. Het ging me erom om een leuke avond te hebben, een ervaring rijker te zijn. En uiteraard om te zien hoe het is als ik tegenover wildvreemden zit en het verhaal vertel. Hóe ik het verhaal zou vertellen. En bovenal; hoe zij zouden reageren.

Vijf minuten zijn niks. Ik wist dat ik niet het hele verhaal – vol nuances en zijwegen, relativering en zelfspot – uit de doeken zou kunnen doen. Daar was simpelweg niet genoeg tijd voor. En dus had ik me vooraf voorgenomen om alvast na te denken over een riedeltje. Na te denken over wat ik zou zeggen, over wat ik wel of niet zou vertellen. Het klinkt stom, maar ik wil niet alleen maar zeggen dat ik nu blog en veel haak. Ik wil nog altijd graag overbrengen dat ik heus wel gestudeerd heb, dat ik echt wel hersenen heb (ook al zijn die een beetje geklutst). En dus koos ik uiteindelijk voor een zo neutraal mogelijk ‘Ik was vroeger geschiedenisdocente, maar tegenwoordig blog ik en ontwerp ik haakpatronen’. Dat nam ik me vooraf voor te vertellen, in ieder geval.

Eenmaal daar was alles anders dan verwacht, natuurlijk. Ik realiseerde me dat ik een keuze had. Ik hoefde niet alles te vertellen, niet mezelf volledig te laten zien. Ik kon kiezen of ik de man tegenover me de moeite daarvoor waard vond. En eerlijk is eerlijk – dat waren ze zeker niet allemaal. Er was een man die gewoon niets zei. Letterlijk, niets. Een andere man was verveeld en ongeïnteresseerd en werkelijk, daar was hij echt niet interessant genoeg voor. Als straf heb ik hem tot in detail uit de doeken gedaan hoe een haakpatroon ontstaat, getest wordt en verkocht wordt en hoe de website Etsy werkt en negeerde ik bewust zijn verveelde blikken op zijn horloge. En er was iemand die een ingestudeerd riedeltje afstak over zichzelf, zijn studie en zijn werkervaring tot nu toe en had ik hem niet onderbroken met ‘geïnteresseerde’ vragen, had hij waarschijnlijk de volle vijf minuten volgepraat over zichzelf. Knappe jongen die mij stil krijgt, maar hem lukte het.

En toch was er ook een enkeling bij wie het nodig was, goed voelde, om eerlijk en open te zijn. Een leuke, sociale vent bij wie ik niet per se wilde opscheppen over dat ik heus mijn bachelor heb gehaald, maar bij wie ik gewoon wat meer over mijzelf wilde vertellen en wilde peilen hoe de reactie dan zou zijn. Want dat was deze avond bovenal natuurlijk; een experiment.

Ik geloof niet dat ik gister de prins op het witte paard heb ontmoet en ik slaap daar geen minuut minder om. Mijn zusje en ik hebben gelachen tot we pijn hadden in de buik en we hebben leuke gesprekken gevoerd met andere meiden. En daarbij heb ik een grote stap genomen; ik heb een aantal keer achter elkaar moeten vertellen wat mijn achtergrond is. Kort en bondig en zonder al te veel toeters en bellen. En dat helpt. Dat helpt om het voor mijzelf ook overzichtelijk te maken, om het nu echt eens te institutionaliseren. Het is een deel van mij, het komt bij het totaalpakketje. En de volgende Ware Jacob zal daar mee om weten te gaan op een manier die ik acceptabel vind. Dat was waarschijnlijk niet iemand die ik gisteravond heb ontmoet en zelfs als mijn zusje straks wel een match heeft met die ene man die we allebei aangekruist hebben en ik niet, vind ik het oké. Want die speeddate heeft hoe dan ook resultaat opgeleverd:

Ik kan met (bijna) iedereen leuke gesprekken voeren, ik ben interessant (voor de meesten dan). Ik ben levendig en (bij tijd en wijle) grappig en natuurlijk ben ik niet ieders pakkie an. Ik ben aanwezig en betweterig en humeurig. Maar ik kan mijn eigen broek ophouden, ik kan met mijn beperkingen omgaan zodat ik en mijn omgeving er het minste last van hebben, ik heb een fijn huis, een fijne vriendenkring en familie. Ik heb het goed voor elkaar. Ik ben geen zielenpoot die aan komt kloppen in de hoop dat íemand me nog op wil nemen. Ik heb ook wat te brengen. Het ging gisteravond ineens niet meer per se over hun reacties, het ging over mijn eigen reactie op mijzelf. En dus is dat waar ik me de komende tijd even op ga richten: speeddaten met mezelf. Want stiekem ben ik leuk.

772118954bd71e6c5727a020def04f07

En wat doe jij?

“En wat doe jij?” is een heel normale vraag. Er komt vaak ook een normaal antwoord op. “Ik werk in de IT”, bijvoorbeeld, ‘Ik sta voor de klas’, of iets als het onbegrijpelijk maar wel logisch klinkend ‘Ik ben functional regional account manager van de bromtollenfabriek‘, ofzo. Het zijn banen, het zijn dagbestedingen, het zegt iets over wat de ander interessant of belangrijk vindt in het leven.

Toen ik nog geen vrijgezel was, leek Tinder me hilarisch. Ik genoot ervan om mee te kijken met mijn zusje en vond het belachelijk hoe zij binnen een halve seconde al iemand wegveegde vanwege het verkeerde kapsel of een selfie in een auto. Ik wilde graag alle foto’s zien en alles van die mannen achter de foto’s weten. Mateloos interessant, vond ik het. Voornamelijk omdat het allemaal een spelletje was en niets met mij van doen had. Ik bezag die datingapps met de arrogantie van iemand die gebakken zat. Oh my sweet summer child.

Nu zit ik zelf op zo’n app en hoe oppervlakkig, sarcastisch, grappig of geïnteresseerd ik het gesprek ook naar andere onderwerpen probeer te sturen, uiteindelijk komt die vraag: “En wat doe jij eigenlijk?” En wat moet ik dan antwoorden? Wie zit er te wachten op het echte antwoord? Ik doe namelijk niks.

Nee, natuurlijk doe ik niet echt niks. En natuurlijk is er een reden waarom ik niet iedere dag braaf naar kantoor ga. Maar hoeveel geef je weg, wat vertel je aan zo’n onbekende man? Want het is nogal wat, het hele verhaal. Ik ben afgekeurd, ik zit thuis. Ik ben veel moe, heb vaak hoofdpijn, kan slecht overzicht bewaren, heb moeite met de simpelste administratieve taken. En natuurlijk klets ik een lekker woordje, maar verbaal – performaal zit er een behoorlijke kloof.

Wat ik eigenlijk wil zeggen is: op welk punt kies ik ervoor om het slachtoffer van dit moment af te schrikken? Want zo voelt het. Ik voer een leuk gesprek, het gaat over van alles en niets in het bijzonder, misschien komt er zelfs een date uit. En dan kom ik daar met mijn levensverhaal aan en denkt hij; ‘laat ook maar’. En eerlijk gezegd weet ik niet of ik het die mannen kwalijk kan nemen. Ik weet namelijk dat we als dertigers allemaal onze eigen berg bagage achter ons aanslepen. Iedereen heeft zijn eigen verhaal, ervaringen en vormende momenten meegemaakt. En het is kiezen met welk train wreck jij jezelf wel kunt verzoenen. Welke hoeveelheid shit jij van de ander kunt accepteren. Maar ik heb niet gewoon een paar koffers, ik heb goederentreinen vol aan bagage. En als Tinder vol staat met keuze, welke idioot kiest er dan in godsnaam voor mij?

Ik was gewend aan wat ik had en hoe ik ermee om moest gaan, maar ik merk dat het enorm confronterend is om het nu steeds opnieuw te moeten vertellen. Steeds opnieuw uit te moeten leggen wat ik allemaal niet meer kan, wat ik opgegeven heb. Hoe kan ik van iemand verwachten dat hij oké is met mijn shit als ik dat zelf nog lang niet ben? En hoe kan ik ooit zelf hélemaal oké worden met mijn beperkingen wanneer ze me nog regelmatig zo ontzettend in de weg zitten? Wanneer ik nog altijd “IK BEN GESCHIEDENISLERARES!!” wil gillen als iemand mij die verschrikkelijke vraag stelt.

En dus swipe ik maar wat heen en weer op die apps en onderzoek ik op hoeveel manieren ik kan vertellen of verzwijgen wat er aan de hand is. Want ik vind het een kutvraag. “En wat doe jij?” Ik wil het dolgraag van de ander weten, maar hem beantwoorden kan ik nog niet.

“En wat doe jij?”
Nou, ik ben eigenlijk aan het leren om mezelf te accepteren. Iedere dag opnieuw. En jij bent advocaat? Dat klinkt ook heel interessant.

f1019bcb6cd25d674a5c99f6e1e5f111

Leven alleen

Een tijdje geleden stond de onderbuurvrouw aan de deur om te vertellen dat ze een feestje zou geven voor haar verjaardag. Wat buren betreft, had ik het met haar niet beter kunnen treffen. Ze luisterde ingespannen toen ik haar kort na kennismaking vertelde over mijn klachten en heeft er vervolgens altijd rekening mee proberen te houden. Ze vertelde zelfs een keer dat ze, na het horen van een harde klap boven haar hoofd en met in gedachten de wetenschap dat ik soms evenwichtsproblemen heb, bijna naar boven was gerend om te checken of ik niet ergens ingestort op de grond lag. (Ze hoorde me wat later weer rond scharrelen, dus ging ervan uit dat het wel goed zat, maar dat terzijde.) In ieder geval vertelde ze over haar feestje, hoe lang ze verwachtte dat de herrie zou duren, hoe ik haar kon bereiken en oh ja, ook nog tussen neus en lippen door dat zij en de buurjongen uit elkaar waren. Of ik het me voor kon stellen. Hij was er gewoon vandoor gegaan, een dag vóór haar verjaardag. Ze was er nog verbolgen over.

Enigszins zelfgenoegzaam vertelde ik dit hele verhaal die avond aan Lars. De onderburen maakten vaak ruzie en aangezien hij halfdoof was, sprak hij sowieso al heel hard en moest zij vaak gillen om er overheen te komen. Ik zette regelmatig de tv uit om mee te genieten van de live soap die onder mijn voeten plaatsvond. Natuurlijk waren zij uit elkaar, dacht ik. Het was überhaupt een wonder dat het zo lang had geduurd. Ze hadden vrijwel altijd bonje en bij die ruzies kwamen een heleboel destructieve nooits en jij doet altijds en een stortvloed aan scheldwoorden kijken. Ik dacht dat ik het volste recht had laatdunkend te doen. Wij maakten nooit ruzie en we hadden altijd plezier samen. Ik dacht dat ik relaties begrepen had.

Misschien had ik dat ook wel, of misschien leefde ik in een gelukzalige bubbel die niets met de werkelijkheid van doen had. Ik weet niet of ik daar ooit antwoorden op zal krijgen. Het doet er misschien in het grote geheel ook niet zoveel toe. Het simpele feit is dat mijn relatie voorbij is. Na 6,5 jaar maakte hij er een eind aan. Of je je dat voor kunt stellen. Ik ben er nog verbolgen over.

In mijn vorige blog schreef ik dat ik niet wist hoe persoonlijk ik wilde worden, hoeveel ik wilde vertellen omdat het dit keer ook andere mensen aanging. Maar dit stukje wil ik toch kwijt. Lars was een ongelooflijk belangrijke factor in mijn revalidatie, mijn herstel, mijn plezier in het leven. Met hem leven gaf mij structuur, gezelschap, een klankbord en rust. Hij was degene aan wie ik mijn planning of ideeën voorlegde, omdat hij zo heerlijk kon relativeren en mij door en door kende – beter dan ik mijzelf. Ik schreef al dat ik dacht iedere situatie wel zo’n beetje gehad te hebben intussen, mijn nieuwe ik nu wel te kennen. Maar nooit had ik kunnen weten dat ik deze zoektocht weer aan zou moeten; de speurtocht naar een leven alleen.

Ik ben dit blog begonnen op het meest donkere moment in mijn leven. Ik moest stoppen met werken, opgeven wie ik dacht dat ik was, wie ik hoopte te worden. Het heeft mij ontzettend veel gegeven alles van me af te schrijven, te delen met jullie. De reacties die ik via alle verschillende wegen heb ontvangen, hebben me altijd enorm veel goeds gedaan (zelfs als ik er niet altijd aan toekwam om erop te reageren – scusi!). En dus voelt het logisch te blijven schrijven, zelfs nu. Juist nu, misschien. Omdat ellende delen met vreemden op het internet, soms juist heel veilig voelt.

98b8286e34e0afe3766f41bcc031599b

Onbekend terrein

De laatste tijd (zo’n twee jaar ongeveer, laten we het niet overdrijven) merkte ik dat ik steeds minder te bloggen had. Want dat gekke hoofd van mij wende wel zo langzamerhand. Ik was alle situaties inmiddels wel zo’n beetje tegengekomen en wist wat ik van het leven en mijn reactie daarop kon verwachten. Zoals ik al eerder schreef: er was een nieuwe normaal. En dus dacht ik dat ik misschien klaar was met bloggen, met mijn gedachten op het scherm zetten en jullie laten delen in wat er speelde.

Boy, was I wrong

Want ja, ik weet hoe ik reageer tijdens een verhuizing, een vakantie, een lange autorit of wanneer er een stroomstoring is op Schiphol en alle vertrekhallen op slot gaan, ik verdrink in een zee van vakantiegangers en koffers en ik al volledig doorgedraaid en overprikkeld ben voordat ik goed en wel een voet in het vliegtuig heb gezet. Ik ken mezelf in die situaties, ik weet wat ik aankan en wat ik niet aankan maar toch doe omdat ik weet hoe zwaar de terugslag gaat zijn. Het is inmiddels allemaal bekend terrein. Ik hoef daar niet meer over te schrijven.

Maar het leven zou het leven niet zijn als het je niet blijft verbazen. In positieve of negatieve zin. En het voelt alsof ik vooral dat laatste de laatste tijd op mijn bordje krijg.  Ik weet van mezelf hoe ik omga met tegenslag die mij aangaat. Toen ik hoorde dat ik moest stoppen met werken, bijvoorbeeld, of iedere zeikbrief van de letselschadezaak die in mijn inbox verschijnt. Maar hoe ik omga met verdriet en teleurstellingen die buiten mijzelf liggen – ziektes in de familie, ellende om me heen, verbroken relaties, noem het maar op – dat weet ik nog niet. En helaas is dat iets wat ik de komende tijd waarschijnlijk moet gaan onderzoeken.

En dat brengt mij op een ietwat vreemd punt; al bijna vijf jaar schrijf ik hier eerlijk over wat ik meemaak en voel. Ik heb mijn hart regelmatig open en bloot op tafel gelegd en angsten en verdriet met de hele wijde wereld gedeeld. Maar nu weet ik niet hoe persoonlijk ik wil worden, hoeveel ik wil vertellen. Het is allemaal prima wanneer twijfels en onzekerheid of ellende en verdriet mijzelf aangaan, maar wanneer het de mensen die ik liefheb betreft, komt het ineens heel dichtbij.

Ik zit thuis en dat helpt niet. Er is geen werk waar ik naartoe kan vluchten om afleiding in te zoeken. Zonder afleiding is de confrontatie soms maar moeilijk te ontvluchten. Daarbij komt dat mijn gekke hoofd kan blijven hangen op gedachten of ideeën en ik me daar maar met moeite van kan losweken. En dus is daar ineens mijn blog weer. Een uitweg uit mijn eigen malende hoofd. Een manier om orde aan te brengen in de chaos, van me af te schrijven wat ik voel. De vraag is nu alleen nog of ik dat wel wil. Omdat ik op dit blog waar mijn hele gevoel bloot ligt als zenuwuiteinden tijdens een wortelkanaalbehandeling, het wel héél persoonlijk vind worden allemaal.

a6af6d582deda09e47f35d0726b20067

Tegoedbon

Vorig jaar kerst kreeg ik een tegoedbon van de Primark cadeau. Na de drukke feestdagen borg ik hem ‘zo lang even op’ op een ‘handige plek’ en raakte hem vervolgens kwijt en vergat het.

Ik kom eigenlijk nooit meer in de stad. Heel soms om een kopje koffie te doen of te lunchen, maar nooit meer om te shoppen. Zoals Geer zou zeggen: ‘Ik heb er simpelweg de kracht niet voor’. Kleding koop ik online of gris ik mee als ik toch even bij de Hema ben en sportkleding haal ik tegelijk met mijn boodschappen bij de Lidl. Ook huishoudelijke zaken, meubels en zelfs verf voor die ene grenen kast met geeluitgeslagen hout, bestel ik allemaal online. Ik heb ondertussen dan ook een hechte band met mijn PostNL pakketbezorger ontwikkeld. Hij zwaait zelfs altijd vriendelijk naar me als ik hem ergens anders tegenkom.

Maar Hollander als ik ben, ga ik een mooie tegoedbon niet aan mijn neus voorbij laten gaan. Dus toen ik hem laatst weer vond op die ‘handige’ plek, besloot ik dan toch maar eens naar de Primark te gaan. Anders was het zonde.

Het eerste wat mij opviel toen ik de stad infietste, was hoe druk het was op donderdagochtend. De oma van mijn moeder scheen bij iedere hardloper die overdag voorbijkwam te zeggen: ‘Allemaal werkelozen’, en zo voelde ik me gisteren ook een beetje. Waar komen al die mensen vandaan? Moeten die niet werken?! Eenmaal binnen in de winkel verging het horen en zien me. Alles was hoogglans wit of zwart. Kassa’s of paskamers werden aangegeven met kleine, flikkerende blauwe lampjes. Rekken hingen vol met allerlei verschillende kleurtjes en patroontjes. PVV’s Fleur Agema liep langs en ik wilde haar gedag zeggen omdat ik dacht haar te kennen. (Gelukkig wist ik me op tijd in te houden.) De muziek stond hard aan en de paskamers waren eveneens hoogglans zwart, met knalkleurige gordijnen en rennende kinderen. Bij de kassa riep een elektronische vrouwenstem luid bij welk nummer je kon afrekenen. Er rolden mandjes langs die vol gestapeld leken alsof dit de eerste kledingwinkel was die na decennia geopend werd.

Eenmaal buiten, bonkte mijn hart in mijn hoofd en tolde de wereld. Ik moest nog even naar de Decathlon, maar ook daar stond de muziek hard aan en werd ik overvallen door alle kleuren en indrukken. Vervolgens moest ik nog even snel de Rituals binnen. Er zwermden verkoopsters op me af alsof ik stroop was en zij vliegen. Of ik een speciale thee wilde proeven, of ik de nieuwe zomercollectie wilde proberen, of ik de zonnebrand wilde ruiken en of ik een proefmake-upje zag zitten. Ik had al make-up op en probeerde die laatste vraag maar niet als een belediging op te vatten. De lucht was zo gevuld met verschillende parfums dat hij vloeibaar leek. Toen de verkoopster mijn tasje inpakte, spoot ze daar ook nog een dot parfum overheen.

Op de fiets naar huis, ving ik bij iedere windvlaag de walm van mijn eigen tasje op. Ik was mentaal zo moe dat mijn benen het niet meer goed wilden doen en dat evenwicht houden, wat ik op mijn fiets normaal gesproken aardig kan, een uitdaging werd. Thuis kroop ik mijn bed in en kwam er twee uur later pas weer uit. Het krijsen in mijn hoofd was slechts een klein beetje afgenomen. En zelfs vanochtend doet nog steeds alles pijn en sterf ik een beetje.

Er zijn dagen dat ik denk dat het wel weer goed is, met mij. Dat ik alles wel weer aankan. Dat zijn de dagen dat ik me voorstel dat ik weer fulltime voor de klas sta en dan toegeeflijk bedenk ‘dat we dan gewoon iedere week de Albert bestellen’. Alsof dat het enige struikelblok is. Het is moeilijk niet af en toe te twijfelen aan mezelf. Wat als ik na al die tijd gewoon niet meer doorheb dat ik me aanstel?

Gisteren werd me weer pijnlijk duidelijk dat ik niet ‘alles wel weer aankan’ en dat ik me niet aanstel. En dat winkels een overprikkelende nachtmerrie zijn. Dat het goed is, zoals ik het doe. Ik heb mijn leven gemakkelijker gemaakt waar mogelijk, en blijkbaar heeft dat nog steeds nut. De stad ga ik voorlopig niet meer in. En de Primark al helemaal niet. Met al zijn glans en kleuren en toeters en bellen. En Fleur Agema.

a53657eef8ce89024cf99f677f7d8896