De eerste keer dat ik te horen kreeg dat ik beter kon stoppen met werken, was er al een jaar verstreken na het ongeluk. Dat eerste jaar ging ik iedere zes weken naar de bedrijfsarts, waar hij mij vertelde dat ik toch echt meer moest gaan werken dan die vier uurtjes per week die ik eruit wist te persen en waar ik beloofde dat ik echt mijn best ging doen. Om zes weken later weer precies hetzelfde gesprek te voeren. Na één van onze afspraken voegde de bedrijfsarts me bij het handen schudden zelfs toe dat ik nu echt werk moest gaan maken van uitbreiden, want ‘dit schiet niet op zo’.
Ik kon hem geen ongelijk geven. Het schoot ook niet op. Maar ik had geen idee wat er aan de hand was, was alleen maar moe en overstuur en wilde het liefste vluchten als een groep leerlingen mijn lokaal binnen denderde. Pas na een jaar kwam ik bij het revalidatiecentrum terecht, werd er Niet Aangeboren Hersenletsel genoemd en aanbevolen om me alleen nog maar op revalidatie te richten. De bedrijfsarts ging hier ineens heel makkelijk in mee, stelde een evaluatie na 1 jaar ziekte op en wees mij erop dat ik een afspraak zou krijgen met een arbeidsdeskundige. Niet veel later concludeerde zij dat terugkeren in mijn oude functie of bij mijn oude werkgever er niet meer inzat.
Zo begon ik anderhalf jaar na het ongeluk aan een re-integratietraject. Heel bedaard, want ik was nog altijd bezig met revalideren en dat vroeg zoveel energie dat een werkervaringsplaats zoeken naast mijn therapieën eigenlijk uitgesloten was. Zo kwam het dat ik bij mijn eerste WIA-keuring bij het UWV, twee jaar na dato, slechts kon vertellen dat ik twee keer 1,5 uur wat taakjes deed op een basisschooltje en verder vooral rustte. Hoewel de verzekeringsarts er nog wel van overtuigd was dat ik in de meest ideale omstandigheden 20 uur per week moest kunnen werken, was de arbeidsdeskundige er snel over uit: er waren geen arbeidsperspectieven voor mij. Ik werd voorlopig volledig afgekeurd.
Niet veel later kwam ik terecht bij de studiebegeleiding, waar ik binnen acht maanden op wist te bouwen van twee keer 1,5 uur boventallig meelopen, naar twee keer 3 uur echt werken. En hoewel ik er heel veel voor moest laten, was dat werken me alle moeite meer dan waard. Toch was ik bang voor de herkeuring bij het UWV die in april volgde. Het voelde heel dubbel. Ik was bang opnieuw afgekeurd te worden, want dat was steeds zo’n klap in mijn gezicht. Tegelijkertijd was ik ook bang voor 20 uur goedgekeurd te worden. Die zes uur per week die ik er voorlopig uit wist te slepen, vroegen echt heel veel van me.
Ik werd opnieuw voorlopig volledig afgekeurd. Iets waar mijn oud-werkgever (iets ingewikkelds met dat zij nog voor mij betaalden enzo) niet mee akkoord ging. Want waarop was dat ‘voorlopig’ gebaseerd? Wat maakte dat de verzekeringsarts (die knappe) dacht dat er nog verbetering in het vat zat? Een vriendelijke dame van het UWV belde mij om te vertellen dat er een hoorzitting zou komen om te bepalen of ik duurzaam afgekeurd zou worden. Ik moest dit even laten bezinken. Een hoorzitting klinkt nogal heftig en duurzaam afgekeurd worden nog veel heftiger. Wat moest ik daarbij aan? En wat bizar dat ik in zo’n situatie zat. Een hoorzitting bij het UWV. Dat had ik vier jaar geleden nooit bij mijzelf kunnen bedenken!
Voordat het stof goed en wel was gaan liggen, belde die vriendelijke UWV-mevrouw opnieuw. Mijn oud-werkgever had opnieuw bezwaar aangetekend en de hoorzitting ging niet door. In plaats daarvan was er een beslissing genomen ‘op de stukken’. Voor ik er goed en wel erg in had, vertelde ze mij dat ik nu duurzaam afgekeurd was. Heel veel succes ermee en goedemiddag.
Nu ben ik dus duurzaam volledig afgekeurd. Het klinkt alsof ik er het regenwoud niet mee schaad en er geen Afrikaanse cacaoboeren voor een hongerloontje voor hoeven werken, maar het betekent dat ik tot mijn AOW recht heb op een uitkering. En ik weet het al een paar weken, maar nog klinkt het onwerkelijk. 3,5 jaar na dato is dit dus de opbrengst. Ik ben nog altijd niet fit genoeg om ook maar een heel klein beetje goedgekeurd te worden door een instantie die erom bekend staat zelfs mensen zonder armen te willen laten schoffelen. Het klinkt als: Ik doe niet meer mee.
Maar tegelijkertijd is het ook positief. Want ik hoef niet bang te zijn in april ineens wél voor die 20 uur goedgekeurd te worden wanneer ik per ongeluk een onkundige arts tref. Ik kan die paar uurtjes blijven werken en mijzelf blijven ontplooien zonder bang te hoeven zijn dat het iets uit gaat maken voor mijn inkomsten. Ik ben verzekerd van een inkomen, ook als ik om wat voor reden dan ook ineens niet meer die paar uurtjes kan werken. Als Lars en ik een gezin willen stichten bijvoorbeeld en ik al mijn energie nodig heb voor zo’n huilende poepmachine. Het geeft zekerheid en rust en op een gekke manier een bepaald soort lucht.
Ik ben duurzaam afgekeurd. Ik weet nog niet hoe ik me er precies over voel, maar ik kies ervoor het positieve erover in te zien. En ik ben in overleg met Max Havelaar. Want als ik dan toch duurzaam ben, wil ik ook een keurmerk.