De streepjesterreur (en andere ellende)

In de meivakantie was ik een weekje in Spanje. Helemaal bevangen van het mooie weer, de twee Spaanse oude dametjes die mij een Werter’s original aanboden en zeiden dat ik toch te jong was om voor de klas te staan (‘oh stop it, you’), de sangria en de toffe broek die een vriendin aan had, kocht ik in een opwelling een geweldige zomerbroek voor bijna niets. Hij zat heerlijk en Lars zei dat ik er lange benen in kreeg, dus ik was volmaakt gelukkig. Ik moest alleen niet naar mijn eigen benen kijken.

img_20160524_124741.jpg

De broek in kwestie

Ik heb moeite met het kijken naar scherpe contrasten. Mijn fysiotherapeute in het revalidatiecentrum droeg wel eens een jasje met een druk zwart-wit patroon. Als ik met haar in gesprek was, voelde het alsof haar jasje danste en de vloer bewoog. Sowieso was het revalidatiecentrum niet erg SI-proof ontworpen. Op de vloer lag een druk houtpatroon, de deuren bestonden uit een ander druk hout en tegen de muren lag een 40cm hoge plint van weer een ander soort hout. In de grote hal waren de overlopen en bruggetjes afgezet met een glazen wandje, met een ingewikkeld patroon van witte stippen. Door de wand heen kon je nog net de vloer op de begane grond zien, bestaande uit diagonaal gelegde rode stenen. Op slechte dagen moest ik met mijn ogen dicht en mijn hand op de leuning oversteken van de ene kant van het gebouw naar de andere. Anders viel ik om.

Scherpe contrasten doen letterlijk pijn aan mijn ogen en mijn hoofd. Ik word er misselijk en draaierig van en het lijkt alsof het drukke materiaal zelf gaat bewegen. Strepen zijn het ergste, zeker die Bretonse streep die nu zo lekker ‘in’ is. Mijn zusje en haar vriendje zijn trouwe aanhangers van de streepjesbrigade. Als ik die zie probeer ik altijd naast ze te gaan zitten, in plaats van tegenover. Ik mis zo waarschijnlijk alle nieuwe kapsels en mochten ze ooit een gezichtstatoeage nemen kan het maanden duren voor ik het door heb, maar ik hoef dan in ieder geval niet naar hun blauw-witte streepjes te kijken.

Laatst zag ik een jurkje waar ik op slag verliefd op werd. Maar: streepjes. Wat dat betreft is het wel goed voor de portemonnee. Voor mijn relatie ook. Want mijn voorliefde voor achterlijk drukke behangetjes (zoals in mijn oude huis) is een stille dood gestorven zonder dat Lars er ruzie over heeft hoeven maken. Ieder nadeel heeft wat dat betreft daadwerkelijk een voordeel.

Maar met de problemen met mijn nieuwe broek heb ik me nog niet verzoend. Ik kijk wel gewoon niet naar mezelf in de spiegel als ik hem draag. En als ik ga zitten, alleen maar aan tafel.

Ik krijg er lange benen in, namelijk. En dat is echt voor het eerst.

33bf5889bfd95496b309a4481e8037e2

APK’tje

“U bent nu 28?” De arts tegenover mij keek me vragend aan. Ik keek glazig terug. Naast hem zat nog een vrouw. Ik schatte haar een beetje van mijn leeftijd. Geen idee meer wat zij daar zat te doen. Ze had het wel verteld, maar net als haar naam was ik ook dat direct weer vergeten.
De arts rommelde wat onzeker in zijn papieren. “Ja,” zei hij, kijkend naar mijn paspoort. “1987, toch? Dan bent u nu 28?”
Mijn zus, die ik meegenomen had om me te helpen en die al bevestigend had zitten knikken, stootte me aan. “Oh!” riep ik en het voelde alsof ik terug werd gezogen naar het hier en nu. “Ja, natuurlijk. Ik ben 28!”

Zo begon mijn herkeuring bij het UWV. Lekker warrig, zoals zoveel belangrijke gesprekken tegenwoordig. Ik had me tot in de puntjes voorbereid. Heel veel uitgezocht, alle documenten weer opgezocht en meegenomen. Ik had bedacht welke vragen er gesteld konden worden, welke personen of instanties ik in kon schakelen als ik ze nodig had. Maar de vraag naar mijn leeftijd had ik eerlijk gezegd even niet verwacht.

Vorig jaar februari werd ik officieel voorlopig 80-100% afgekeurd. Ik hoefde voorlopig niet meer te werken. Toch ben ik dat blijven doen. Ten eerste omdat mijn oude werkgever mijn re-integratietraject betaalde en ik het mijn plicht vond om dit zo goed mogelijk af te ronden. Ten tweede omdat ik simpelweg niet thuis kón blijven zitten uit het raam te staren. Ik wilde me nuttig voelen.

In een jaar tijd heb ik stapje voor stapje mijn belastbaarheid weten uit te bouwen. Waar ik vorig jaar februari met moeite twee keer anderhalf uur wat hulp bood op een basisschooltje, geef ik nu twee keer drie uur zelfstandig huiswerkbegeleiding aan een club pubers. Ik vind het geweldig, maar het kost me nog altijd veel tijd en energie. De dagen dat ik werk, draaien volledig om die paar uurtjes buiten de deur. Ik kan het doen, omdat ik ondertussen weet hoelang ik vooraf moet slapen. Omdat Lars die dagen kookt en mijn werkgever alle rekening met mij houdt. Omdat de schoonmaakster het huis schoon houdt en omdat ik de rest van de dag niets van mezelf vraag. Ik kan het doen, omdat ik weet wat ik ervoor moet laten.

Daarom vond ik mijn herkeuring zo spannend. Want zou het UWV dat ook begrijpen? Zou die verzekeringsarts ook inzien dat ik met die paar uur per week voorlopig echt op het topje van mijn kunnen presteer en ik het ontzettend getroffen heb met mijn directrice? Of zou de conclusie zijn: ‘mevrouw kan werken, hoppa: voor 20 uur goedgekeurd’?

Je hoort enge verhalen over het UWV. Bizarre verhalen ook. Lotgenoten die iemand voor hun neus krijgen van wie je je afvraagt of ze überhaupt met mensen zouden moeten werken. Maar ik had geluk. De arts voor mijn neus was begripvol, had verstand van zaken en luisterde goed. (En hij was ook nog eens ongelooflijk knap.)

De arts trok de conclusie dat ik misschien wel iets vooruit was gegaan, maar dat de grootste vooruitgang geboekt was door coping. Ik heb de regie beter in de hand, dus kan ik mijn energie nuttiger besteden. Hij vertelde mij aan het einde van het gesprek dan ook dat hij dit ook door zou geven aan de arbeidsdeskundige. En daarmee kon ik gaan.

Niet lang daarna werd ik gebeld door die arbeidsdeskundige. Ook dat was weer spannend. Want weer een nieuw poppetje, weer nieuwe inzichten, misschien weer andere conclusies. Maar ook zij ging mee in de beslissing van de arts. Ik hoefde niet op gesprek te komen, mocht gewoon blijven doen wat ik deed en dezelfde conclusie als vorig jaar werd getrokken: voorlopig volledig afgekeurd.

Vorig jaar voelde mijn afkeuring stiekem toch als een klap in mijn gezicht, maar dit jaar ben ik er blij mee. Ik krijg de ruimte om te doen wat ik deed en wat ik ongelooflijk leuk vind. Ik kan werken met pubers en wat eigen centjes verdienen zonder dat ik bang hoef te zijn dat ik mijn eigen glazen ingooi of uitgemaakt word voor fraudeur. Je hoort enge verhalen over het UWV en het komt vaak over als een grote, bureaucratische nachtmerrie. Maar mijn herkeuring is voor mij ontzettend prettig verlopen. En dat mag ook wel eens gezegd worden.

a78aae4d0ea2de7f7e9fbd1ec7fe206d

Luistervink

Kennen jullie die reclame nog van mensen die aan het stopcontact roken en toen zeiden dat de stroom bedorven was? Het ging volgens mij om groene stroom en hoe die niet anders in kwaliteit was, maar wel beter voor het milieu. Hilarisch was het, ik weet het. Ik geef jullie allemaal even de tijd om te lachen.

Ik ruik geen stroom, ik hoor het. Dat klinkt net zo gestoord als aan de contactdoos snuffelen, maar het is echt zo. De adapter van de printer bijvoorbeeld. Die trek ik altijd rigoureus uit het stopcontact. Hij zingt namelijk en na een minuut of tien word ik er al gek van. Onze televisie doet het soms ook. Als hij al langere tijd aanstaat, begint hij een hele hoge pieptoon uit te zenden. Ook de oplader van mijn telefoon piept heel subtiel, maar oh zo doordringend zodra mijn telefoon volledig opgeladen is.

‘Ik hoor stroom!’ roep ik soms, als ik als een dolleman door het huis stiefel op zoek naar de oorzaak. Lars hoort het nooit en verklaart me voor gek. En daar zit de kern.

Voorstellen hoe het is om last te hebben van te veel of te scherp licht, is op zich niet moeilijk. Je hoeft je alleen in te denken dat je op klaarlichte dag de bioscoop uitloopt en je ogen dichtknijpt tegen het licht. Zo is mijn overprikkeling, alleen blijft die pijnlijkheid zolang ik buiten ben en gaat het zonder zonnebril vaak niet.

Maar geluidsoverprikkeling is een ander verhaal. Het is namelijk moeilijk voor te stellen dat alle geluiden vrijwel even hard binnenkomen. Op een verjaardag voel ik me doof, omdat ik alles hoor en het gesprek wat ik voer niet kan verstaan. Mijn oude horloges draag ik niet meer, omdat het tikken van de secondewijzer maar niet normaal werd voor mijn hoofd en eigenlijk alleen maar harder lijkt te klinken. Lange autoritten zijn loeizwaar, omdat het brommen van de motor na een tijdje lijkt te resoneren in mijn hoofd.

Ik ben niet gek, dat weet ik ook wel. Maar ik hoor wel stroom. Echt waar.

En nu jullie weer.

a9ac0f6c0b9186d8f493f790d360f960