De mevrouw van het re-integratiebureau wilde twee dingen van mij weten: Wat het moeilijkste was van mijn letsel en (ze vond het moeilijk om te kiezen tussen ‘fijne’ en ‘makkelijkste’ want het dekte allebei de lading niet) wat het makkelijkste was van mijn letsel. Die eerste vraag is snel te beantwoorden. Het moeilijkste is dat alles voorwaardelijk is. Ik kan dingen doen, erop uit, plannen maken enzovoorts, maar er zitten altijd mitsen en maren aan. Koffie bij een vriendin kan, mits ik de rest van de dag rustig aan doe. Boodschappen op zaterdagochtend kan, maar dan wel om half 9. Nieuwe kleren kopen, natuurlijk! Maar dan wel online. Dat nooit meer iets spontaan kan, dat ik de luxe niet meer heb iets impulsief te besluiten, dat is het allermoeilijkste.
Over die tweede vraag moest ik iets langer nadenken. Natuurlijk is het lekker makkelijk dat ik bepaalde dingen uit kan besteden of niemand raar opkijkt als ik hulp vraag, maar dat is voor iemand zoals ik die graag alles zelf doet en er niet van houdt afhankelijk te zijn, juíst een moeilijke stap. Het lijkt ook wel lekker makkelijk om niet meer iedere dag te hoeven werken en gewoon op je luie kont thuis te mogen zitten, maar ook daar is het plezier na een week of drie wel vanaf. Nee, gemakkelijk is het niet, maar er zijn wel fijne dingen te benoemen. Het is bijvoorbeeld heel fijn dat ik de band met vrienden en familie zo bevestigd heb zien worden. Het is fijn dat ik mijzelf beter heb leren kennen en meer tijd heb gekregen voor hobby’s, iets waar ik vroeger nooit aan toekwam. Maar het fijnste van deze situatie is dat ik rust heb gekregen, in mijn leven en in mijn kop.
Vroeger wilde ik altijd alles doen en overal de beste in zijn. Ik denk dat dit een probleem is van mijn generatie. Via sociale media brengen wij elkaar het hoofd op hol. We willen allemaal de meest uitdagende baan, de leukste vrienden, het strakste lijf, de gezondste chiazaden op ons brood, het beste kunnen koken, de vetste feesten bezoeken en de leukste vriend of vriendin zijn of hebben. Ik heb daar gedwongen afstand van moeten nemen en eigenlijk bevalt mij dat wel. Ik was perfectionistisch, nu durf ik mezelf ambitieus te noemen. Ik wil beter worden in wat ik doe, maar niet ten koste van alles. En ik heb geleerd prioriteiten te stellen. Ik moet nu wel, natuurlijk, maar ik zou willen dat ik deze vaardigheid eerder in mijn leven had leren toepassen. Mijn leven is nu kalm en rustig. Ik volg mijn eigen ritme, kies de activiteiten waar ik blij van word en zie de mensen die mij gelukkig maken en het belangrijkste van alles; ik ben lief voor mijzelf. Manon noemt mij de Zenmeester en soms voelt het ook zo.
Een rustig leven is niet erg. Ik geniet er juist van om langzaam te lopen, omhoog te kijken en te zien hoe de blaadjes aan de bomen kleuren en de wolken steeds andere vormen aannemen. Genieten van de kleine dingen klinkt suf en bedaard, maar ik vind het ontzettend waardevol.
Mijn zus gaf mij laatst het mooiste compliment ter wereld en ik zou mijn hoofd nog vergeten als die niet vast zat, maar dit onthoud ik de rest van mijn leven. Zij zei:
“Vroeger was je altijd bezig met zijn wie je dacht dat je moest zijn. Nu ben je gewoon jezelf.”
En dat is de essentie.