Bacteriebommetje

En dan zijn er natuurlijk ook dingen in de hele ‘ik doe weer mee’-euforie die ik best zou willen missen…

Toen ik nog voor de klas stond, was ik standaard een aantal keer per jaar verkouden. En dan echt goed verkouden. Snot uit alle gaten, tranende ogen, verstopte oren en een rauwe keel met een tong als schuurpapier. Zo verkouden dat ik bijna niet meer functioneerde en collega’s altijd vroegen waarom ik niet naar huis ging. Meestal was dat omdat ik verkouden niet ziek vond. En ze hadden zo hard geleerd aan hun toets, enzo.

De eerste tijd na het ongeluk, was ik eigenlijk nooit meer ziek. Natuurlijk voelde ik me iedere dag beroerd, maar er was geen virus dat mij te pakken wist te krijgen. Voornamelijk, waarschijnlijk, omdat ik de deur niet vaak genoeg uitging om een virus tegen het lijf te lopen. In twee jaar tijd ben ik denk ik maar twee keer verkouden geweest. Dat haalde ik vroeger binnen drie maanden!

Maar ik doe dus weer mee en ik zie dus weer kinderen. Hoestende, snuffende, bacillen ademende, zwetende leerlingen. Bacteriebommetjes die ook gewoon naar school moeten van papa en mama omdat verkouden niet ziek is. En dus ben ik alweer een week snip-, maar dan echt snipverkouden. Met snot uit alle gaten, tranende ogen, verstopte oren en de hele santenkraam.

Hier kan ik natuurlijk ook best een positieve spin aangeven. ‘Ik heb een virusje te pakken, maar dat is niet erg want dat komt omdat ik weer werk heb. Hoezee!’ Maar echt hoezee vind ik het niet. Ik heb hoofdpijn en zere ribben van het hoesten, een geïrriteerde neus van het snuiten en zelfmedelijden waar je u tegen zegt. Verkouden is niet ziek, dat vind ik nog steeds. Maar het is op zijn minst toch best een beetje zielig.

70ac58fc5af872d830d5929327740765

Behoorlijk mooi – 9 april 2016

Ik ben niet zo goed met data. Nooit geweest ook. Ik moet terugrekenen om te bedenken in welk jaar Lars en ik een relatie kregen en hoewel ik al duizend jaar bevriend ben met Reinier, vergeet ik ieder jaar zijn verjaardag. Het is ergens vlak voor de mijne, maar verder kom ik niet. Ik vind het ook helemaal niet erg om ieder jaar ouder te worden, ook al val ik binnenkort van het randje van de twintig af. Wat data betreft ben ik misschien gewoon niet zo sentimenteel.

Gisteren was het 9 april. Lange tijd was ik bang dat deze datum ieder jaar een zuur jubileum zou blijven van alles wat ik los heb moeten laten. Drie jaar geleden het ongeluk, twee jaar geleden eindelijk begonnen met revalideren, maar ook met het opgeven van mijn oude leventje, een jaar geleden met wat meer controle over mijn leven, maar nog geen enkele zekerheid voor de toekomst.

Ik was bang dat ik ieder jaar stil zou moeten staan bij wie ik was en wat nooit meer terugkomt. Een in memoriam voor de oude-Suus. Maar weet je wat het is? Ik wil niet blijven leven in een soort extra tijd, Suus: de verlenging. Dat ik al 90 minuten gespeeld heb vóór het ongeluk en mijn leven nu het laatste half uur is wat er niet toe doet, omdat we toch voor de penalty’s gaan. Dat vertik ik simpelweg. Ik heb te hard gewerkt om nu nog stil te blijven staan.

Ik heb een geweldige relatie. Ik heb fijne vrienden en een hechte familie waar ik altijd op terug kan vallen. Ik heb een fantastisch huis in een fijne wijk en slaak nog iedere dag een gelukzalige zucht als ik het glas-in-lood in de ensuitedeuren zie. Ik heb een baan – wat ik vorig jaar niet had durven dromen – waar ik enorm veel plezier en voldoening uithaal. Ik kan weer wat sporten, ik kan weer wat boeken lezen. En langzamerhand krijg ik weer wat meer vertrouwen in mijn eigen lichaam en hoofd. Ik weet zo’n beetje wat ik ervan kan verwachten. Ik heb de regie weer terug.

Gistermiddag zat ik op mijn balkonnetje. Met een lekkere kop koffie, een boek over de eerste Nederlandse kolonie in het huidige New York en mijn gezicht in de zon. In de boom in de tuin van de buren zat een merel zich ongelooflijk uit te sloven. Drie hoogblonde kindjes speelden een ingewikkelde versie van Vader en Moedertje in wat tuinen daarnaast. Er ging een schuifpui open en twee opgeschoten keffertjes blaften boos naar de magnolia voordat ze weer naar binnen renden. En ik zat daar maar dommig te glimlachen.

Gisteren was het drie jaar na het ongeluk. Ik stond even stil bij wie ik daarvoor was, bekeek mijn leventje nu en telde mijn zegeningen. Ook mét NAH is het leven namelijk behoorlijk mooi.

08378e8895152f17bcb1f7b575640dde

The day after the day after

Het gebeurt eigenlijk nooit dat ik ’s ochtends wakker word en denk: ‘BOOYAKAAA!!’ Zelfs niet als ik een nacht écht goed geslapen heb. Dan ben ik op zijn best ‘bijna uitgerust’. Het lukt me nooit om mijn accu zo goed op te laden dat ik er de hele dag op door kan.

En toch vergeet ik het zelf nog geregeld: als ik iets doe buiten mijn normale routine om, doe ik dat altijd met ‘geleende energie’. Die energie heb ik niet in een potje zitten, opgespaard en klaar om gebruikt te worden. Ik moet hem altijd van een andere dag en een ander moment lenen. Reserve-energie bestaat niet. Ik zal dus altijd de dag(en) vóór een uitspatting en de dag(en) erna extra op moeten passen. Extra moeten slapen, geen gekke dingen doen. Rusten. Vooraf is dat niet gemakkelijk, maar wel te doen. Ik heb voor ogen waar ik het voor ga doen. Achteraf móet het. Als ik dan als een hyperactieve gestoorde doorga, heb ik weken last van één enkel avondje.

Maar daar zit iets geniepigs in. De man met de hamer komt namelijk niet altijd precies op tijd (een beetje zoals al die mensen om mij heen). Soms is hij er vrijwel direct na een leuke activiteit. Soms zelfs nog tijdens. Laatst stond ik totaal overstuur in een woonwinkel, omdat ik niet meer wilde, overprikkeld was, wilde huilen, wilde slapen op één van de bedden en omdat de uitgang nog lang niet in zicht was. Maar regelmatig is die meneer met z’n gereedschap nog een bakkie koffie aan het doen en denk ik de day after ‘ooooh, dit valt me alles mee!’ Om de dag erna alsnog ongenadig hard van mijn poten geslagen te worden.

Het venijn zit hem erin, dat ik die day after dan denk dat ik meer aankan dan ik daadwerkelijk kan. Ik ben dan wel moe en mijn oren suizen, maar een wasje ophangen, een ander klein klusje, het lijkt alsof ik dat wel moet kunnen. Tot de kater een dag later alsnog keihard en nietsontziend inslaat. En die Day after the day after is de meest vreselijk Moe die er bestaat. De zombies uit de Walking Dead zijn er niets bij.

Afgelopen zaterdag heb ik een gezellige avond gehad met mijn zussen en aanhang. Op zondag had ik vreselijk last van mijn evenwicht en hoofdpijn, maar ik voelde me, gezien de activiteit de vorige dag, eigenlijk best oké. Maar toen kwam maandag. En dinsdag. En vanochtend… Ik heb ondertussen mijn persoonlijk records gebroken op de honderd meter zittend douchen, de hink-stap-alles-uit-je-klauwen-laten-kletteren en de polstok-janken-om-niets.

De les voor de volgende keer is uiteraard, dat ik direct de day after mijn bed niet uit moet komen en met mijn hoofd onder de dekens moet wachten tot hij over is. Maar ook in naar mijzelf luisteren blijk ik bijzonder eigenwijs. Ach, ik ga mijn bed nog even in. Welterusten!

e00e02a72bb8aa53aa67927d93778b3a