En dan zijn er natuurlijk ook dingen in de hele ‘ik doe weer mee’-euforie die ik best zou willen missen…
Toen ik nog voor de klas stond, was ik standaard een aantal keer per jaar verkouden. En dan echt goed verkouden. Snot uit alle gaten, tranende ogen, verstopte oren en een rauwe keel met een tong als schuurpapier. Zo verkouden dat ik bijna niet meer functioneerde en collega’s altijd vroegen waarom ik niet naar huis ging. Meestal was dat omdat ik verkouden niet ziek vond. En ze hadden zo hard geleerd aan hun toets, enzo.
De eerste tijd na het ongeluk, was ik eigenlijk nooit meer ziek. Natuurlijk voelde ik me iedere dag beroerd, maar er was geen virus dat mij te pakken wist te krijgen. Voornamelijk, waarschijnlijk, omdat ik de deur niet vaak genoeg uitging om een virus tegen het lijf te lopen. In twee jaar tijd ben ik denk ik maar twee keer verkouden geweest. Dat haalde ik vroeger binnen drie maanden!
Maar ik doe dus weer mee en ik zie dus weer kinderen. Hoestende, snuffende, bacillen ademende, zwetende leerlingen. Bacteriebommetjes die ook gewoon naar school moeten van papa en mama omdat verkouden niet ziek is. En dus ben ik alweer een week snip-, maar dan echt snipverkouden. Met snot uit alle gaten, tranende ogen, verstopte oren en de hele santenkraam.
Hier kan ik natuurlijk ook best een positieve spin aangeven. ‘Ik heb een virusje te pakken, maar dat is niet erg want dat komt omdat ik weer werk heb. Hoezee!’ Maar echt hoezee vind ik het niet. Ik heb hoofdpijn en zere ribben van het hoesten, een geïrriteerde neus van het snuiten en zelfmedelijden waar je u tegen zegt. Verkouden is niet ziek, dat vind ik nog steeds. Maar het is op zijn minst toch best een beetje zielig.